Monumentenaftrek
Uitgaven voor monumentenpanden worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrekpost. De regeling geldt zowel voor de eigen woning als voor onroerende zaken die in de rendementsgrondslag van box 3 worden betrokken.
Als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand worden 80% van de drukkende onderhoudskosten in aanmerking genomen. Onder monumentenpand wordt verstaan een pand dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in de Erfgoedwet. Als onderhoudskosten van een monumentenpand worden aangemerkt: de kosten van werkzaamheden daaraan voor zover die ertoe hebben gestrekt het pand zoals dat bij aanvang van de werkzaamheden bestond, in bruikbare staat te herstellen of te houden en in redelijkheid zijn gemaakt.
De in het kader van de monumentenaftrek van belang zijnde besluiten, jurisprudentie en artikelen treft u hieronder aan:
- Besluit Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden (7 maart 2016)
- Besluit Overdrachtsbelasting monumenten (21 juni 2013)
- Verwijzingshof stelt resterende levensduur monumentenpand vast op 100 jaar (Hof Arnhem 16 april 2008)
- Geen aftrek onderhoudskosten monument bij recht van erfpacht (Rechtbank Breda 21 augustus 2008)
- Voor andere appartementseigenaren betaalde onderhoudskosten vormen aftrekbare uitgaven voor monumentenpanden (Hoge Raad 25 juni 2010)
- Aftrek verbouwingskosten monumentenpand, geen sprake van nieuwbouw (Hoge Raad, 24 februari 2012)
- Het is niet vereist dat het monument van voor 1850 dateert (Raad van State 7 november 2012)
- Uitgaven voor nieuwe parketvloer in monumentenpand zijn niet aftrekbaar (Hoge Raad 21 april 2017)
- Artikel ‘Wijziging monumentenaftrek per 2012’
- Artikel ‘Formele rangschikking als monumentenrechtspersoon vereist voor de vrijstelling overdrachtsbelasting?’
Strijd met Europees recht
Eind 2014 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan over de vraag of de regeling omtrent de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in strijd is met het Europese recht. De casus die bij het Hof van Justitie voorlag zag op de volgende situatie.
Belanghebbende, Nederlander en werkzaam in Nederland, woont in een Belgisch kasteel. Het kasteel is in België bij koninklijk besluit aangewezen als beschermd monument. Belanghebbende heeft geopteerd voor de behandeling als binnenlandse belastingplicht en brengt de onderhoudskosten voor het kasteel in aftrek als uitgaven voor monumentenpanden. De inspecteur heeft de aftrek niet toegestaan.
Het Hof overweegt allereest dat het doel van de regeling de bescherming van het nationaal cultuurhistorisch erfgoed is. Het Hof van Justitie oordeelt derhalve dat het toestaan van de monumentenaftrek voor eigenaren van in Nederland gelegen monumenten niet in strijd is met Europees recht, mits deze mogelijkheid ook openstaat voor eigenaren van monumenten die op het grondgebied van een andere staat zijn gelegen en verband houden met het cultuurhistorisch erfgoed van Nederland.
Wat als element van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed moet worden verstaan, is door de Staatssecretaris van Financiën bepaald in het besluit d.d. 8 september 2015.
Overigens heeft de Hoge Raad nadien beslist dat het in het België gelegen kasteel geen element van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed vormt. De uitgaven kunnen derhalve niet als persoonsgebonden aftrekpost in mindering worden gebracht op het belastbare inkomen.
De in dit kader van belang zijnde besluiten en jurisprudentie treft u hieronder aan:
- Beleidsregel erkenning tot het Nederlands cultureel erfgoed behorende monumenten gelegen buiten Nederland (3 juli 2015)
- Uitspraak Rechtbank Breda (26 februari 2009)
- Uitspraak Hof ’s-Hertogenbosch (7 juli 2011)
- Conclusie AG Niessen (24 mei 2012)
- Uitspraak Hoge Raad, prejudiciële vragen (1 februari 2013)
- Conclusie AG Kokott (4 september 2014)
- Uitspraak Hof van Justitie (18 december 2014)
- Uitspraak Hoge Raad (1 mei 2015)
Voorstel wetswijziging
Op 20 september 2016 is middels het wetsvoorstel ‘Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing’ voorgesteld om de aftrek van onderhoudskosten van monumentenpanden met ingang van 1 januari 2017 af te schaffen. De aftrekpost zou worden vervangen door een niet-fiscale subsidieregeling met een beperkter budget. Voor eigenaren van rijksmonumenten die reeds onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan zou voor de jaren 2017 en 2018 een overgangsregeling gelden. Opmerkingen en reacties uit het veld waren voor minister Bussemaker reden om de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden. Om de gebruikers niet te lang in onzekerheid te laten, heeft de minister besloten de afschaffing van de aftrek uit te stellen tot 2019.