De rechtbank Den Haag heeft bij een uitspraak van 1 juni 2016 geoordeeld dat als bij een overeenkomst van geldlening geen tijdsbepaling voor terugbetaling is overeengekomen, de rechter enig uitstel tot terugbetaling kan toestaan. De rechtbank zal voor de tijdsbepaling van dit uitstel aansluiting dienen te zoeken bij de relevante omstandigheden van het geval.

De overeenkomst van geldlening is een vorm van verbruiklening. Verbruiklening is de overeenkomst waarbij de ene partij (leninggever) aan de andere partij (leningnemer) een zekere hoeveelheid goederen (geldsom) afgeeft, onder voorwaarde dat de andere partij zich verbindt om een gelijke hoeveelheid terug te geven. Partijen zijn vrij de voorwaarden van de geldlening te bepalen, zoals rente en looptijd van de geldlening. Zo kunnen partijen afbetaling in termijnen overeenkomen, of volledige opeisbaarheid op een bepaald moment. Maar wat geldt voor de opeisbaarheid als partijen hierover niks hebben afgesproken?

In de zaak die bij de rechtbank Den Haag diende, had de bank van partij A als zekerheid voor het verstrekken van bedrijfsfinanciering verpanding van een creditsaldo van € 300.000,- geëist. Partij B heeft dit bedrag aan partij A overgemaakt onder de vermelding ‘borgstelling’. Nadat partij A € 100.000,- heeft afgelost, vordert partij B betaling per direct van het restantbedrag. Partij B stelt dat sprake was van een (mondelinge) overeenkomst van geldlening, waarvan terstond nakoming kan worden gevorderd omdat geen termijn voor terugbetaling is overeengekomen. Partij A betwist dat sprake is van een overeenkomst geldlening en betwist ook dat deze per direct opeisbaar is.

De rechtbank oordeelt dat sprake is van een overeenkomst van geldlening, omdat de kennelijke bedoeling van partijen is geweest geld ter beschikking te stellen zodat partij A kon voldoen aan de eisen van de bank. Geen verassend oordeel, nu partij A ter zitting heeft verklaard dat het altijd de bedoeling is geweest het volledige bedrag terug te betalen en dat op haar een verbintenis tot terugbetaling rust. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de specifieke bepalingen over verbruiklening bepalen dat als geen tijdsbepaling is overeengekomen, de rechter naar gelang van omstandigheden enig uitstel tot terugbetaling kan toestaan. De hoofdregel dat terstond nakoming kan worden gevorderd van een verbintenis indien geen termijn is overeengekomen, geldt bij de overeenkomst van geldlening onder omstandigheden dus niet. De rechtbank oordeelt dat voor de bepaling van de opeisbaarheid aansluiting moet worden gezocht bij overige afspraken tussen partij A en de bank, omdat die afspraken tevens de grond vormden voor de termijn van terugbetaling van de eerste € 100.000,- aan partij B.

Als partijen niets zijn overeengekomen over de opeisbaarheid van een verstrekte geldlening, kan de rechter dus in afwijking van de hoofdregel dat terstond nakoming kan worden gevorderd, naar gelang de omstandigheden dit rechtvaardigen enig uitstel tot terugbetaling toestaan.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Guy de Wijkerslooth.