Ondernemingsrecht

Een consumenten-schuldenaar moet eerst worden aangemaand voordat buitengerechtelijke incassokosten in rekening mogen worden gebracht. Waarop moet je als ondernemer letten bij die sommatiebrief? De Hoge Raad heeft hierover met de beantwoording van prejudiciële vragen eind 2016 duidelijkheid gegeven. Lees hierover meer in dit blog.

Op grond van de wet is voor het vorderen van incassokosten ten aanzien van een consument-schuldenaar, vereist dat deze is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen. In deze zogeheten ‘veertiendagenbrief’ moet ook worden vermeld dat bij uitblijven van betaling incassokosten verschuldigd worden. De termijn vangt op grond van de wet aan de dag ná aanmaning. Maar wanneer begint die termijn nu te lopen? Na dagtekening of na ontvangst van die brief?

De Hoge Raad verschaft duidelijkheid: de verklaring moet de schuldenaar hebben bereikt. Oftewel, de schuldenaar moet de veertiendagenbrief hebben ontvangen. Pas vanaf dat moment begint de veertiendagentermijn te lopen.

De schuldeiser zal moeten stellen en (bij betwisting) moeten bewijzen dat de schuldenaar de brief ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Geldt dit ook als de schuldenaar niet in de procedure verschijnt? Als de schuldenaar geen verweer voert, dient de schuldeiser (het moment van) de ontvangst van de veertiendagenbrief (alleen) te stellen. De rechter mag volgens de Hoge Raad dan voor de duur van postbezorging als uitgangspunt nemen dat de brief op de tweede dag na verzending is bezorgd, waarbij een zondag, maandag of officiële feestdag niet meetellen.

Als in de veertiendagenbrief een verkeerde termijn wordt vermeld of een misleidende termijn is weergegeven, zal de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat de veertiendagentermijn correct is geformuleerd.