Aansprakelijkheidsrecht

Alsof er witte rook uit de Sixtijnse Kapel kwam, zo ging het woensdag 26 mei 2021 in de namiddag los in de rechtbank Den Haag. De uitspraak was luid en duidelijk: Royal Dutch Shell heeft een zorgplicht om meer te doen om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. Uitgelaten advocaten en directie van Milieudefensie stapten in een relaas van opgeluchte actievoerders, nieuwsgierige (inter)nationale media en verongelijkte (oud-) Shell-bazen. Voldoende opinies over deze zaak, maar dat hij historisch is, kan in ieder geval niet ontkend worden. Een scherp contrast met 10 jaar geleden toen deze uitspraak hoogstwaarschijnlijk nog niet mogelijk was geweest.

Wat is er zo bijzonder aan de uitspraak en wat betekent dit voor de gemiddelde ondernemer?

De uitspraak Shell t. Milieudefensie

De rechtbank oordeelt dat Shell als bedrijf een verplichting heeft om het zijne te doen om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. Dat volgt volgens de rechtbank uit een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm, die de rechtbank heeft ingevuld aan de hand van feiten, breed gedragen inzichten en internationaal aanvaarde standaarden. Dát maakt deze uitspraak juridisch zo interessant. Deze internationaal aanvaarde standaarden zijn namelijk over de tijd heen verder ontwikkeld aan de hand van wetenschappelijke kennis over klimaatverandering en met het groeiend belang van internationale soft law.

De rechter maakt een onderscheid tussen de uitstoot die Shell zelf veroorzaakt en de emissies die afkomstig zijn van toeleveranciers en van afnemers, klanten die benzine, diesel en kerosine tanken. Voor de eigen uitstoot geldt een verplichte vermindering met 45 procent. Bij toeleveranciers en eindgebruikers heeft het concern een ‘zwaarwegende inspanningsverplichting’. Shell moet hier kunnen aantonen dat het zijn best doet om aan de doelstelling te voldoen.

De rechtbank stelt daarbij dat het huidige duurzaamheidsbeleid van Shell niet concreet genoeg is. Het olie-concern mag zich ook niet langer meten aan de snelheid waarmee de rest van de maatschappij verduurzaamt, ‘in line with society’ is onvoldoende.

Gevaarlijke klimaatverandering

Wat opvalt, overeenkomstig met de Urgenda-uitspraak, is de grote ruimte voor wetenschappelijke onderbouwing rondom de gevaren van klimaatverandering. Milieudefensie heeft haar vorderingen namelijk op het aloude onrechtmatige daad-beginsel (6:162 BW) gebaseerd. Zoals ooit besloten in het Kelderluik-arrest, is het verboden om mensen opzettelijk bloot te stellen aan gevaar. Daarom is het zo belangrijk om de gevaren van klimaatverandering vast te stellen. De rechter houdt zich voor wat betreft de ernst van de gevaren en gevolgen van klimaatverandering vast aan de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het klimaatpanel van de Verenigde Naties.

“r.o.2.3.9. Gezondheidsproblemen die voor Nederlandse ingezetenen verbonden zijn aan klimaatverandering zijn onder meer naast hittestress, toenemende infectieziekten, verslechtering van de luchtkwaliteit, toename van UV-blootstelling en toename van water- en voedselgerelateerde ziekten.(…)”

De rechtbank oordeelt uiteindelijk dat de aanpak van gevaarlijke klimaatverandering urgent is en dat gegeven de huidige concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer, het noodzakelijk is emissies te reduceren (r.o. 4.4.28)

Ongeschreven zorgvuldigheidsnorm: Shell is geen partij bij internationale verdragen

De reden dat juristen van vooraf twijfelden over het resultaat van deze zaak was gelegen in het grote verschil met de Urgenda-zaak: Shell is als bedrijf geen partij bij internationale verdragen, waardoor Milieudefensie zich niet direct kon beroepen op het EVRM en IVBPR. Toch kunnen de daarin neergelegde mensenrechten wel worden verdisconteerd bij de invulling van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Hierbij gaat de rechtbank mee met Milieudefensie die voor de invulling van deze norm aansluiting zoekt bij soft law-instrumenten, zoals de VN-richtlijnen voor Ondernemingen en Mensenrechten en de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Hieruit wordt afgeleid dat bedrijven mensenrechten moeten respecteren, en maatregelen moeten nemen om inbreuken te voorkomen. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat Shell op dat punt een eigen verantwoordelijkheid heeft. Bovendien mag er meer van het concern worden verwacht, gezien hun grote omvang van uitstoot.

Juridische ontwikkeling: van soft naar hard law

Soft law kan worden gedefinieerd als een set gedragsregels neergelegd in instrumenten die geen afdwingbare juridische werking hebben, maar toch een zekere juridische betekenis en praktische gevolgen kunnen hebben. Waar er in 2010 nog weinig soft law-normen waren op het gebied van verantwoord ondernemen, en het belang ervan nog niet groot werd geacht, is 10 jaar later alles anders.

Wat nu nog soft law is, komt steeds steviger vast te liggen in gerechtelijke uitspraken zoals deze. Reden hiervoor is het gebrek aan harde wet- en regelgeving omtrent verantwoord ondernemen. De leemte die de wetgever daar heeft gelaten, wordt nu langzaam opgevuld door de toepassing van veelal VN-instrumenten. Naar verwachting gaan procedures op dit vlak de hoofdmoot vormen van nieuwe rechtsregels voor verantwoord ondernemen. En niet slechts staten, maar ondernemingen worden de normadressanten van deze regels. Relevant is hierbij wel dat er een grotere verantwoordelijkheid op Shell rust gezien de grote omvang van hun uitstoot.

Concluderend doen ondernemingen er goed aan om zich een opvatting te vormen over de juridische reikwijdte van hun verplichtingen rondom verantwoord ondernemen en dat vervolgens door te voeren in strategie en beleid. Zowel binnen het aansprakelijkheids- als ondernemingsrecht is de ontwikkeling ingezet en duidelijk is wel: stil zitten op het duurzaamheidsvlak kan een juridisch risico vormen.

Ook benieuwd naar uw verplichtingen omtrent duurzaamheid als ondernemer? BVDV heeft een gespecialiseerd team voor uw aansprakelijkheids- en ondernemingsrechtelijke vraagstukken met ervaring in duurzaamheid, verantwoord ondernemen en soft law. Neem vooral contact met ons op.