Op 20 december 2016 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel “Wet versterking positie curator” aangenomen. Dit wetsvoorstel maakt onderdeel uit van het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht. Eén van de pijlers van dit programma is de bestrijding van faillissementsfraude. Deze bestrijding komt tot uitdrukking in drie wetsvoorstellen:

1. de herziening van het strafrechtelijke faillissementsrecht;

2. de introductie van de mogelijkheid tot oplegging van het civielrechtelijk bestuursverbod; en

3. de versterking van de positie van de curator.

Het eerste wetsvoorstel is op 1 juli 2016 in werking getreden. Via deze wet zijn de mogelijkheden van opsporing, vervolging en voorkoming van faillissementsfraude in het Wetboek van Strafrecht, Strafvordering en de Wet op de economische delicten gemoderniseerd. Het civielrechtelijk bestuursverbod is eveneens op 1 juli 2016 in werking getreden. Dit verbod kan maximaal voor 5 jaar worden opgelegd en moet voorkomen dat bestuurders die in het verleden hebben gefraudeerd hun activiteiten voortzetten.

Met de wet versterking positie curator wordt beoogd diverse (al bestaande) informatie- en medewerkingsverplichtingen van betrokken partijen aan te scherpen en te verduidelijken. Zo is bijvoorbeeld opgenomen dat derden (accountants, administratiekantoren etc.) de administratie die zij van de failliet onder zich houden, moeten afgeven aan de curator. Dit geldt ook als hun factuur nog niet is betaald. Daarnaast is vastgelegd dat de curator de rechter-commissaris moet informeren over onregelmatigheden die hij signaleert in het faillissement.

Hoewel het voorstel geen grote wijziging aanbrengt in de positie van de curator, levert het wel een bijdrage aan zijn al bestaande rol in de bestrijding van faillissementsfraude.

Het moment van inwerkingtreding is nog niet bepaald. Het is nu eerst de beurt aan de Eerste Kamer om zich over het wetsvoorstel te buigen.