Regeling VBI en de verhoging van het forfaitair rendement per 2017
28 - 01 - 2017
Is de VBI nog aantrekkelijk na de verhoging van het forfaitair rendement per 1 januari 2017?
Op 22 december 2015 is door de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2016. De reeds aangekondigde verhoging van het forfaitair voordeel uit een aanmerkelijk belang in een vrijgestelde beleggingsinstelling (‘VBI’) is daarmee een feit. Per 1 januari 2017 wordt het forfaitaire rendement verhoogd van 4% naar 5,5%.
De verhoging van het forfaitaire rendement voor VBI beleggers is mede ingegeven door de verhoging van de box 3-heffing over vermogen boven de EUR 975.000. Vanaf 1 januari 2017 wordt voor het box 3 vermogen boven de EUR 975.000,- namelijk een forfaitair rendement van 5,5% in aanmerking genomen. Afhankelijk van het daadwerkelijk behaalde rendement kan het voordelig zijn om te kiezen voor box 3, het beleggen van vermogen in de vennootschap of de VBI.
Met het oog op de stijging van het forfaitaire rendement in box 3 en de VBI zijn hieronder de drie opties nader uiteengezet.
Optie 1: Box 3
Het forfaitaire rendement, per 1 januari 2017 gesteld op 5,5%[1], wordt belast tegen 30%. Dit betekent een effectieve belastingheffing van 1,65% (5,5% * 30%). Er bestaat geen mogelijkheid om het forfaitaire rendement te verrekenen met het daadwerkelijk behaalde rendement. Tot 31 december 2016 is de effectieve belastingheffing voor het hele vermogen in box 3 1,2% (4% * 30%).
Optie 2: beleggen van vermogen in de vennootschap
Het daadwerkelijk behaalde rendement van een vennootschap wordt effectief belast tegen 40%. Namelijk, de eerste EUR 200.000,- winst van de vennootschap is belast tegen 20% vennootschapsbelasting.[2] Bij uitkering van de winst naar privé is vervolgens een aanmerkelijkbelangheffing van 25% verschuldigd.
Tot een positief rendement van 4,125% (effectieve belastingheffing in box 3 van 1,65% delen door 40% effectieve belastingheffing bij het beleggen van vermogen in een vennootschap) is beleggen van vermogen in de vennootschap interessant.
Optie 3: de keuze voor een VBI
Een kwalificerende VBI wordt op verzoek vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Kiest men voor een VBI in plaats van een belaste vennootschap, dan is over het behaalde rendement geen vennootschapsbelasting verschuldigd en blijft de aanmerkelijkbelangheffing van 25% over.
In tegenstelling tot een reguliere vennootschap kent de VBI echter een fictief rendement regeling. Om oneindig oppotten van winsten te voorkomen zonder dat dit tot belastingheffing leidt, is de fictief rendement regeling van toepassing verklaard op een aanmerkelijk belang in een VBI. Dit houdt in dat bij de aandeelhouder jaarlijks een fictief rendement in aanmerking dient te worden genomen dat belast wordt tegen een tarief van 25%. Dit forfaitaire rendement bedraagt tot 1 januari 2016 4% van de waarde van de VBI op 1 januari van het betreffende belastingjaar. Het forfaitaire rendement wordt wel verminderd met daadwerkelijke inkomsten, maar niet verder dan tot nihil. De verkrijgingsprijs van de aandelen wordt verhoogd met het in aanmerking genomen forfaitair rendement (minus de daadwerkelijke genoten inkomsten (dividenden)). Bij vervreemding van de aandelen is daarover dus niet nogmaals belasting verschuldigd.
Zoals genoemd wordt dit forfaitaire rendement per 1 januari 2017 verhoogd van 4% naar 5,5%. Het forfaitaire rendement verhoogt de verkrijgingsprijs, hierdoor wordt belastingheffing vervroegd die anders bij vervreemding zou zijn geheven. Zodra de VBI in enig jaar een rendement haalt van 5,5% of meer wordt deze vervroegde belastingheffing ingehaald.
De VBI is aldus interessant bij een rendement tussen de 4,125% en 6,6% (effectieve belastingheffing in box 3 van 1,65% delen door 25% effectieve belastingheffing ingeval van een VBI).
Conclusie
Samenvattend betekent dit voor het beleggen van vermogen dat in beginsel bij een rendement:
- tot 4,125% beleggen van vermogen in de vennootschap fiscaal het meest interessant is;
- tussen 4,125% en 6,6% de VBI fiscaal het meest interessant is; en
- van 6,6% of meer beleggen in box 3 fiscaal het meest interessant is.
Let wel, voorgaande is niet alleen afhankelijk van de uitgaanssituatie (i.e., bevindt de spaarpot zich op dit moment in box 3 of box 2), maar ook van andere factoren zoals de omvang van het te beleggen vermogen, de oprichtings- en instandhoudingskosten van een vennootschap/VBI) en de (relatief strikte) eisen die worden gesteld aan het verkrijgen van de VBI-status.
Neemt u gerust contact met ons op voor nader advies over wat in uw situatie het beste past.
___________________________________________________
[1] Voor vermogen boven de EUR 975.000,-.
[2] Let wel, winsten boven de EUR 200.000,- zijn belast tegen 25% vennootschapsbelasting.