In het arbeidsrecht krijgt het UWV met regelmaat een belangrijke rol toebedeeld. Als werkgever en werknemer ruzie krijgen gedurende de re-integratieperiode, dan kan het UWV om een onafhankelijk oordeel worden gevraagd; het deskundigenoordeel. De werknemer moet eerst een deskundigenoordeel hebben, om loon te kunnen vorderen als de werkgever een loonstop heeft toegepast. De werkgever kan alleen de arbeidsovereenkomst wegens het niet meewerken aan de re-integratie laten ontbinden, met een deskundigenoordeel in de hand. Wat nu als het UWV daarbij (grove) fouten maakt? Is het UWV daarvoor aan te spreken?

De Wet SUWI bepaalt dat het UWV een deskundigenoordeel binnen 2 weken na ontvangst moet afgeven. In de praktijk lukt dat vaak niet en duurt het langer.

Deskundigenoordeel door UWV

In Hoofdstuk 5 van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (Wet SUWI) is een opsomming gegeven van de taken die het UWV heeft. In artikel 32 Wet SUWI is onder andere opgenomen dat het UWV op verzoek van werkgever of werknemer een onderzoek kan instellen naar en een advies kan afgeven over;

  • Het bestaan van arbeidsongeschiktheid, als werkgever en werknemer daarover van mening verschillen;
  • De vraag of de werknemer de re-integratieverplichtingen nakomt;
  • De vraag of de werkgever de re-integratieverplichtingen nakomt; of
  • De vraag of er passend werk beschikbaar is voor de arbeidsongeschikte werknemer.

De Wet SUWI bepaalt dat het UWV een deskundigenoordeel binnen 2 weken na ontvangst moet afgeven. In de praktijk lukt dat vaak niet en duurt het langer. Overigens mag het UWV langer de tijd namen als de aanvraag niet direct compleet is aangeleverd.

Weigering deskundigenoordeel is onrechtmatig

Het UWV is op grond van de wet dus verplicht om op aanvraag een deskundigenoordeel af te geven. Doet het UWV dat niet of niet op tijd, dan kan dat onrechtmatig zijn. In een recente zaak vroeg een taxichauffeur op 25 juli 2014 om een deskundigenoordeel, nadat de werkgever vanaf 16 juni 2014 het loon had stopgezet. De bedrijfsarts had geoordeeld dat de werknemer niet ziek was. Het UWV weigerde het oordeel op 31 juli 2014; de werknemer moest maar een nieuwe aanvraag doen. Daardoor zag de werknemer zich genoodzaakt om in te stemmen met een beëindigingsovereenkomst in september 2014.

Later heeft de werknemer hierover geklaagd, waardoor het proces bij het UWV alsnog in gang werd gezet. Begin 2015 oordeelde de verzekeringsarts van het UWV alsnog dat de werknemer arbeidsongeschikt was op 16 juni 2014. Een aansprakelijkstelling en schadeclaim volgde. Het UWV erkende fout te zitten, de vraag was of het onrechtmatige gedrag tot schade had geleid en tot hoeveel schade.

Hoogte van de schadevergoeding

De werknemer en het UWV worden het niet eens over de hoogte van de schadevergoeding. De werknemer vorderde ruim € 12.000,- loon en € 8.500,- immateriële schade. De kantonrechter wijst een bedrag van € 4.000,- toe, uitgaande van 25% van het loon over een periode van 10 maanden. Daarbij is van belang dat het bedrijf op 1 juli 2015 failliet is verklaard en de werknemer ook zelf actie had moeten ondernemen door een nieuwe aanvraag te doen. Daarnaast werd een bedrag van € 1.000,- wegens immateriële schadevergoeding toegekend.

Het hof oordeelt anders. Volgens het hof hoefde de werknemer geen nieuwe aanvraag te doen, de eerste aanvraag was al juist en volledig. De schade wordt berekend op 10 maanden netto loon, minus de ontslagvergoeding van 4 maanden. De immateriële schadevergoeding is ten onrechte toegekend.

Heb je vragen over re-integratie of over een deskundigenoordeel, neem dan vrijblijvend contact op.

Daniël Maats - arbeidsrechtadvocaat
Daniël Maats

Wat is jouw droomscenario?

Volg Daniël Maats: