Werkgever zit vast aan verlenging via Whatsapp
03 - 12 - 2019 • Daniël Maats
Het aangaan van een arbeidsovereenkomst of een verlenging is een kwestie van zuiver verbintenissenrecht. De ene partij doet een aanbod en de andere partij aanvaardt dat aanbod. Zo simpel komt een arbeidsovereenkomst tot stand. Of ligt de lat toch hoger in het arbeidsrecht?
Duidelijke en ondubbelzinnige opzegging
De Hoge Raad heeft al vele malen eerder uitgemaakt dat een werknemer beschermd dient te worden tegen een al te lichtzinnige ontslagname. De gevolgen daarvan zijn namelijk vergaand; de arbeidsovereenkomst eindigt en in principe krijgt de werknemer geen WW-uitkering. Daarom heeft de werkgever een onderzoeksplicht; onderzocht moet worden of de werknemer daadwerkelijk wil dat de arbeidsovereenkomst eindigt, de werkgever moet de werknemer informeren over de gevolgen en er moet sprake zijn van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging aan de kant van de werknemer.
Wanneer je mag uitgaan van een ontslagname door een werknemer, lees je in dit ARTIKEL.
Andere maatstaf voor werkgevers
Voor werkgevers geldt die zwaardere maatstaf echter niet. In de uitspraak Grillroom Ramses II bepaalde de Hoge Raad dat de gewone regels uit het verbintenissenrecht gelden voor rechtshandelingen van werkgevers, in dat geval ging het om een opzegging. Dus als uit de verklaring of de gedragingen een opzegging afgeleid kan worden, dan kan dat worden gezien als een opzegging van de arbeidsovereenkomst.
In dit ARTIKEL lees je wanneer de werkgever een billijke vergoeding moet betalen als de arbeidsovereenkomst van rechtswege afloopt en niet wordt verlengd.
Welke maatstaf geldt bij verlenging?
In een recente zaak bij het Hof Den Haag wordt die lijn eigenlijk doorgezet als het gaat om verlengingen van de arbeidsovereenkomst. In dat geval had de werkgever Tandheelkundig Centrum Nootdorp per Whatsapp laten weten “niet van plan te zijn om niet te verlengen“. Op een later moment heeft de werkgever per Whatsapp laten weten dat het contract werd afgerond.
Vervolgens raakt de werknemer arbeidsongeschikt en stelt de werkgever dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt. Het hof stelt voorop dat het onjuist is dat de werkgever een “concrete, ondubbelzinnige en onherroepelijke toezegging” moet hebben gedaan om daaraan gebonden te zijn. In de gegeven omstandigheden mocht de werknemer erop vertrouwen dat een verlenging was toegezegd en afgesproken. De werkgever kon daar niet meer onderuit en had niet mogen opzeggen. Dat levert een billijke vergoeding op van ruim € 3.100,- bruto.